Presenteren is stelen van dieven
Ik ben een fan van imiteren, ook in het vak van presenteren: eerst stelen met je ogen, daarna zelf uitproberen. Deze vorm van leren is zo oud als de mens. Als kind leerden we door duizenden keren naar anderen te kijken: monkey see, monkey do.
Als de term ‘stelen’ je in de weg zit, zeg dan ‘recycleren’, of ‘lenen’, als je maar weet dat de grootste kunstenaars het doen, al zijn ze wel meesters in het verdoezelen van de diefstal. Maar wij presenterende stervelingen, wij mogen kopiëren, klakkeloos. De muziekgek in mij noemt het ‘samplen’.
Qua presenteren is alles al weleens gedaan, geen noodzaak dus om origineel te zijn. Dat is namelijk belangrijk voor ieder die een vak wil leren: we moeten vooral niet origineel willen zijn, we moeten in eerste instantie goed willen zijn. Doe je voordeel dus met wat al bestaat: pik dingen (op) van mensen die goed presenteren. Of van YouTube, van de tv, van die marktkramer die gouden zaken doet met zijn pannen of sokken. Probeer het vervolgens uit, schaamteloos. Al stelende en uitproberende komt je eigen stijl vanzelf.
Niet per se origineel willen zijn, maar goed.
Hier volgt een stel voorbeelden om schaamteloos te plunderen.
Dat je niet bang moet zijn om rekwisieten te gebruiken, zie je bij Hans Rosling (Ikea-dozen) en Jamie Oliver (een kruiwagen met suikerklontjes).
Hebt je zoals Mark Ronson (dj, artiest en producer van Amy Winehouse) een black-out, doe dan zoals hij: een slok water nemen, de black-out benoemen en vaststellen dat het publiek je daardoor nog sympathieker vindt.
Bij Ken Robinson zien we zelfrelativerende humor. Hij zegt: als het publiek lacht wil dat zeggen dat het luistert.
Van Leonardo da Vinci komt het oude gebod dat eenvoud de ultieme verfijning is. Door helderheid tillen we zowel onze slides als onze inhoud op. (Complexiteit is onze vijand).
Opnieuw van Jamie Oliver : snoeihard openen mag en kan. Zijn openingszin: “In de volgende 18 minuten van mijn praatje, zullen 4 Amerikanen sterven door het voedsel dat ze gegeten hebben.” Wham bam, die zit.
Vertellen is verleiden, leerde ik zelf van mijn leraar geschiedenis in het tweede en derde middelbaar. En dat je met cliffhangers de nieuwsgierigheid van je toehoorders gaande houdt. (Postume dank, Jozef Lammens!)
Van Barack Obama kun je zijn pauzes en timing overnemen. (Maar doseer, hij overdrijft ermee, bovendien vind ik het hoerageroep over zijn sprekerskwaliteiten niet helemaal terecht, wellicht schrijf ik ooit een aparte blog daarover).
Bij Brené Brown zien we dat kwetsbaarheid op een podium niet het einde van de wereld betekent. Soms gaat er zelfs kracht van uit.
Winston Churchill laat eerlijkheid zien, ook al is zijn boodschap onpopulair. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog ‘beloofde’ hij bloed, miserie, tranen en zweet. Dat sluit aan bij wat Aristoteles ons zegt over overtuigen: een belangrijk deel van spreken voor publiek schuilt in ‘ethos’.
Simon Sinek bewijst dat een flipchart in deze high-tech tijden verrassend verfrissend kan zijn.
Wat nog meer van Abraham Lincoln? Beknoptheid. Zijn Gettysburg Address duurde iets meer dan twee minuten, 266 woorden, nauwelijks lang genoeg om in die tijd een foto te nemen. De spreker voor hem, ene Everrett, zwamde twee uur aan een stuk. Hij is al lang vergeten.
Van schrijver Gerrit Komrij recycleerde ik de titel van deze blog. Schrijven is stelen van dieven, zei hij. Mijn kop eraf als hij het niet ergens gejat heeft. Het zou Komrij niet zijn.