Presenteren is als tennis
Waar ik het meeste voldoening uit haal? Dat mensen vooruitgaan, letterlijk, terwijl ze oefenen met presenteren: ervaren sprekers experimenteren met iets nieuws, zij met weinig ervaring merken dat het een vak is dat je kunt leren.
Je. Kunt. Het. Dus. Leren. Want presenteren is geen gave van een bevoorrecht groepje. Ik hoor het nog vaak, dat het een kwestie van talent is. Waarom zegt niemand dat over autorijden, tennis of taartenbakken? Neem nu tennis. Bij mijn eerste opslagen gingen mijn ballen, jawel!, meteen over het net. Niet in. Óver. Het is te zeggen: over het net van mijn buurman op het veld naast mij. Inmiddels gaan mijn ballen over mijn eigen net, wat onder meer te danken is aan veel oefenen en een tennisleraar met geduld. Het hielp ook dat ik geen last had van fantasieën over Wimbledon (tribunes door het dolle heen).
De kwestie van ‘talent’ en ‘leren’ is nog onvoldoende gedemystificeerd, met genoegen zet ik er de bijl in. De verhaaltjes van óf óf. Óf je hebt talent, óf je moet je enorm inspannen. ‘Als je te hard je best moet doen voor iets, ben je er niet goed in,’ zeggen sommigen. ‘En,’ voegt men eraan toe, ‘mensen die geniaal zijn, gaat alles makkelijk af.’
Geniaal? Ga weg. Een voorbeeld uit het echte leven: de jonge Obama was nog lang niet de redenaar van de presidentsjaren. Een voorbeeld uit het fictieve leven (en ook wat het echte): de film The King’s Speech. Hoe George VI na veel inzet zijn stamelen en zijn onzekerheid overwint en een pakkende oorlogstoespraak houdt.
Daar hoop ik ook op bij coachees: wie zijn motivatie, nieuwsgierigheid en inzet in de strijd gooit om te leren, komt er. De enige meetlat is: als je na een presentatie van het podium weg stapt in de wetenschap dat je gegeven hebt wat je kon en je afvraagt of je de volgende keer iets anders zou aanpakken, ben je altijd een winnaar.
De jonge Obama was nog lang niet de redenaar van de presidentsjaren.
Het grapje over Wimbledon is een brug naar de intimiderende fantasieën die over presenteren helaas wél bestaan. Meer dan je lief is word je om de oren geslagen met de Mandela’s, Ghandi’s en Obama’s van deze wereld. Het is uiteraard goed om kleine dingen van ze te stelen, het is een minder goed idee om ze als meetlat te gebruiken voor ons eigen kunnen. ‘Inspirerend’ wordt dan al snel ‘intimiderend’ en dat geeft geen pas. Ik merk soms hoe cursisten plat van ontzag gaan voor die voorbeelden. Wie denkt zijn publiek tot ovaties te moeten opzwepen, haalt zich veel stress op de hals.
Ach, talent. Ik wil er anderzijds ook niet geringschattend over doen – kijk naar de sport, kijk naar de kunsten, naar de wetenschappen, naar meesteroplichters – maar in het presenteervak zit het in de weg. En als we dan toch aan name-dropping willen doen: het zou ons helpen mochten we meer horen welke weg grote namen aflegden voor ze hun prachtige resultaat bereikten, in presenteren en daarbuiten. Mozart en Bowie werkten zich tien jaar de pleuris voor ze de muziek maakten die we vandaag bewonderen. Van Elvis Presley, Marcel Proust, Ray Charles, Jackson Pollock, Michael Jordan en Charles Darwin werd gezegd dat ze over te weinig kwaliteiten beschikten. Trouwens, enig idee hoe vaak Steve Jobs zijn strak geregisseerde speechen oefende?
‘All the great speakers were bad speakers at first’, zei de Amerikaanse schrijver Ralph Waldo Emerson. Wat hij bedoelt is: presenteren is een reeks vaardigheden en iedereen kan een aanpak vinden die bij hem past.
‘Presenteren’ is nooit ‘af’, het is en blijft een leerproces. Ook ik gebruik het coachen en trainen in presenteren om me te ontwikkelen. Dat houdt me, na al die jaren, gedreven en enthousiast. Daarom wordt het nooit saai en raak ik niet uitgeleerd. Ik hou van mijn prachtige vak, ik hou van mijn ‘studenten’ en ik kan niet wachten om ze erover te vertellen.