Beheers je spreekstress met negatief denken
‘Nog drie dagen,’ zei ze.
‘Voor je je presentatie geeft,’ zei ik.
‘Voor ik me voor de leeuwen gooi, bedoel je,’ zei ze. ‘Maar ik ga proberen positief te denken.’ Ze zuchtte.
‘Geef eens een voorbeeld,’ zei ik.
‘Dat het me zal lukken. Dat, als je gelooft dat je het kunt, je al half gewonnen hebt. Dat wie niet waagt, niet wint. En zo.’
Mijn coachee bestreed haar spreekstress met tips uit de cultus van het positief denken. Ik vrees dat dat niet werkt. Er is namelijk zoiets als de ironische proces-theorie. De ironische wát? Simpeler: als je probeert bepaalde gedachten te onderdrukken komen ze ironisch genoeg juist sterker naar voren. Neem het ijsbeer-spel. Als je keihard niét aan een ijsbeer probeert te denken is je brein tegelijk zo hard aan het monitoren of je wel in je opdracht slaagt, dat het juist de aanwezigheid van de ijsbeer bevestigt. Of denk aan Basil Fawlty van de onvolprezen serie Fawlty Towers. Hij probeerde zo hard de war niet te mentionen dat hij alleen maar dat deed. Soms zijn we zelf een Basil: we nemen ons voor een pijnlijk onderwerp te vermijden en we krimpen ineen als dat het eerste is dat we aansnijden.
Als je last van spreekstress hebt zou je je de volgende vragen kunnen stellen. Ten eerste, wat is het allerergste dat kan gebeuren? (‘Ik bak er niets van’. Volgende vraag: hoe waarschijnlijk is het dat dat gebeurt?). Ten tweede, wat is het allerbeste dat kan gebeuren? (‘Ik krijg een staande ovatie.’ Volgende: hoe waarschijnlijk is het dat dat gebeurt?) Laatste vraag: wat is het meest realistische dat kan gebeuren? (‘De mensen hebben geluisterd. Ik ben iets vergeten te zeggen. Het is redelijk goed gegaan.’)
Maar heeft iemand met spreekstress daar wat aan? Hoewel een positieve interne dialoog nog altijd beter is dan een negatieve, denk ik van nee. Van het antwoord op de vraag over ‘het meest realistische dat kan gebeuren‘ moet je zogenaamd rustiger worden. Zogenaamd.
Iets proberen te zeggen over iets dat wel of niet zou kunnen gebeuren, pfff, glibberige bedoening. Een potje negatief denken is een beter idee.
Quoi? hoor ik u denken. Negatief denken als remedie voor je spreekstress? Yep. Het helpt om een fantasie-oefening te doen over een negatief resultaat: de presentatie is niet goed gegaan, wat kan er gebeurd zijn? Je maakt dan een lijst van alle mogelijke dingen die gebeurd kunnen zijn en waar je stress over hebt. Dat doet veel concreter aan dan die vragen van daarnet.
Voorbeelden. De beamer begeeft het. Een luisteraar onderbreekt me voortdurend. Ik heb een black-out en weet niet wat te doen. Ik zeg teveel ‘euh’. De tijd is om en ik heb niet alles gezegd. Ik zie plots een oud-leraar in de zaal (geschiedenis, had een piek op mij) en raak mijn draad kwijt. Of iemand die op hem lijkt, wat voor mijn brein hetzelfde is.
Het van tevoren nadenken over hindernissen helpt ons ermee om te gaan, we zijn er geestelijk op voorbereid. De strategieën moet je dus vooraf bedenken. Want als een van die hindernissen effectief gebeurt, is dat een stressmoment. Wat doen onze hersenen dan? Wat ze sinds Jurassic-Park-tijden altijd al gedaan hebben: ze pompen een shot cortisol in onze bloedbaan. Maar cortisol is giftig, het vertroebelt ons denken. Dus moet je vooraf systemen bedenken waar je naar teruggrijpt als het zover is. Je strategie zit klaar, is geoefend, en dat brengt rust.
Vooraf je strategie bedenken brengt rust.
Dat heb ik toen ook met mijn coachee gedaan. Met haar concrete strategieën bedacht voor concrete bedreigingen die haar stress gaven. Het maakte haar spreekstress een pak hanteerbaarder. We waren als ingenieurs die een brug bouwen. Fantasie: de brug is ingestort, wat hebben we niet goed gedaan dat het kunnen gebeuren is? Veilige bruggen komen voort uit negatief denken. Uit een gezonde paranoïa over fouten, over zwakke schakels in de ketting.
Over omgaan met spreekstress ben ik lang niet uitgepraat, het is maar een eerste blog erover. Intussen: haal adem, omarm het onzekere.